Opdat we niet vergeten: Familie drieluik
1940 – 1945 en de gevolgen voor mij als eerste generatie daarna.
Geboren in 1951, 6 jaar na het aflopen van de tweede wereldoorlog heb ik de naweeën meegekregen.
Een vader van Joodse afkomst heeft dit extra benadrukt.
Wat mij nu na al die jaren nog het meeste bijstaat is de angst…de angst die ik had als kind dat ze mijn vader weg zouden komen halen. Ik weet nog dat ik altijd op zoek was naar plekken waar ik mijn vader zou kunnen verstoppen.
Daarbij natuurlijk de angst voor een nieuwe oorlog met al zijn verschrikkingen, mijn eerste duidelijke herinnering is het moment in 1956 na de Russische inval in Hongarije. Die dag dat er enige minuten stilte werden gehouden in Nederland ter nagedachtenis aan de omgekomen Hongaarse burgers stond ik samen met mijn moeder voor het raam en kwamen de auto’s en bussen tot stilstand, toen ik naar mijn moeder keek rolden de tranen over haar wangen, nooit ben ik dat moment vergeten.
De kasten waren in de dagen hieraan voorafgaand gevuld met blikken voedsel, gedroogde bruine bonen en allerlei houdbare voedingsmiddelen, mijn moeder die de Hongerwinter in Rotterdam maar net had overleefd was altijd al bang voor voedseltekorten maar op dat moment werd er echt gehamsterd.
Later toen ik op de lagere school zat aan het einde van onze straat wist ik niet hoe snel ik naar huis moest rennen op de 1e maandag van de maand als die vreselijke sirenes afgingen, doodsbang was ik ervoor.
Deze vreselijke oorlog heeft de rest van mijn vaders leven getekend, nooit wilde hij erover vertellen als wij er naar vroegen toen we wat ouder werden. Mijn moeder daarentegen vertelde alles wat we maar wilden horen, hoe ze met haar vader en haar 11 zusjes en ene broertje achterbleven toen haar moeder getroffen werd door een hartaanval midden in de oorlog. Over het bombardement van Rotterdam, haar vader zei nee hoor kinderen dit zijn geen bommen het zijn gewoon zandzakken…over de razzia’s die plaatsvonden en ook hoe het leven toch op de een of andere manier zijn doorgang vond.
Mijn vader begon pas in de laatste 20 jaar van zijn leven te vertellen, mondjesmaat weliswaar maar eindelijk kon hij zijn emoties tonen, dit na een bezoek aan zijn zus die met een Canadese bevrijder was getrouwd. Toen hij daar oog in oog kwam te staan met haar oudste zoon, die in 1946 was geboren kwam hij oog in oog te staan met zijn oudste broer – zo groot was de gelijkenis – die helaas nooit is teruggekomen.
Dit brak een diepgeworteld verdriet open dat na terugkeer in Nederland resulteerde in een hartstilstand dat hij gelukkig overleefde. Hij bleek een kamptrauma te hebben en die stille man begon te vertellen over dat hij een ernstige vorm van dysenterie en tyfus kreeg in het kamp waar hij zat opgesloten in Duitsland. Door de angst van de Duitsers daarvoor werd hij weggestuurd met de mededeling dat hij zich als hij beter was weer moest melden. Met een vervalst paspoort is hij toen gevlucht naar Frankrijk waar hij uiteindelijk na D-Day met de Canadezen, en de enige broer van mijn moeder, terugkeerde naar Nederland.
Mijn ouders waren 15 en 16 toen de tweede wereldoorlog uitbrak dus van een leuke jeugd is niet echt sprake geweest. Dit resulteerde erin dat ik bijna alles mocht met name van mijn vader, niets wilde hij mij ontzeggen en als mijn moeder wel eens tegenstribbelde kwam altijd het antwoord ach laat ze genieten wij konden het niet.
70 was mijn vader toen hij aan een hartstilstand overleed, volgens de artsen was de man volledig versleten zowel mentaal als geestelijk.
76 was mijn moeder toen zij na een ziekbed overleed, gelukkig hebben ze samen nog wel kunnen genieten van het leven maar er is er altijd die sluier van de tweede wereldoorlog boven blijven hangen.
Janny Bloemendal
1940 – 1945 , de tweede generatie daarna
Ik ben geboren in 1974, 29 jaar na de bevrijding, in Rotterdam.
De tweede wereldoorlog was al opgenomen in de geschiedenisboeken, maar het was wel een nabije geschiedenis, zo één die nog overal zichtbaar, maar ook onzichtbaar aanwezig was.
Mijn opa en oma hadden de oorlog ieder op hun eigen manier meegemaakt. Oma vertelde graag en vaak over de dingen die zij mee had gemaakt. Zelfs over de hongerwinter kon zij met humor vertellen, zoals over die keer dat er suikerschuim voor haar apart was gehouden in de voorraadkast. Hoe boos was zij, toen er alleen maar een schaaltje suikerwater in de kast stond. Wie van haar zussen had dat gedaan? Later besefte zij pas dat het schuim ook niet meer was dan opgeklopt suikerwater, dat in de kast was ingezakt. Maar er waren ook verhalen waar geen humor aan te pas kwam, tiener zijn in oorlogstijd kende ook een keerzijde.
Opa vertelde niet veel over de oorlog, maar mondjesmaat kwamen er wel verhalen los. Hij liet dan zijn ausweis zien van het kamp, hierop stond dat hij weer terug moest komen als hij weer helemaal beter was. Met een glimlach op zijn gezicht: “Wat dachten ze zelf”. Ook foto’s van steden in Frankrijk waar hij met Canadese soldaten was geweest. Maar over de dingen die hij had gezien of meegemaakt bleef hij stil.
In het dagelijkse leven speelde de oorlog echt nog wel een rol, de stad die voor mijn gevoel mijn hele jeugd een grote bouwput was. De noodgebouwen die direct tijdens en na de oorlog waren gebouwd werden afgebroken. De vriendinnetjes en ooms en tantes die in schattige kleine huisjes woonden, de Wielewaal en het Brabantse Dorp. Huizen die gebouwd waren om de ergste woningnood na de oorlog op te lossen, nu zouden het hippe Tiny Houses worden genoemd.
En je had altijd “voorraad” in huis, want de dreiging van een derde wereldoorlog werd ook gevoeld. Onze voorraadkast had zo’n formaat, dat ik altijd Albert Heijntje speelde.
Ik heb de oorlog niet meegemaakt, maar ik draag de herinneringen wel mee.
Natalya Roelofs
1940 – 1945 , de derde generatie daarna
Ik ken niemand in mijn familie die de oorlog heeft meegemaakt, ik heb nog nooit op de bank gezeten en vervolgens naar een verhaal geluisterd over de Tweede Wereldoorlog. Mijn Oma is geboren in 1951 en mijn Opa in 1948, iets wat zij wel hebben meegemaakt is de nasleep van de oorlog, de heropbouw van Rotterdam is iets waar ik wel wat van heb gehoord. Af en toe hoor ik dan een verhaaltje van mijn overgrootvader die de oorlog wel heeft meegemaakt maar verder kan ik de oorlog alleen in een museum bezoeken of via het internet en in de derde klas via geschiedenis. Op 4 en 5 mei staan we stil bij iets onvergetelijks, iets dat de wereld tot op de dag van vandaag niet vergeet, iets wat ik niet vergeet.
Santiago Xoán Mendez-Roelofs
Comments
This post currently has no comments.