De belevenissen van een (kanker)patiënt.
Column door Corine Stolk
Vorige week is er geen column van mijn hand verschenen.
Ik was er al wel aan begonnen maar heb ‘m niet afgemaakt.
Ik had de afvalstromen in en van het ziekenhuis eigenlijk willen vergelijken met die van ons, maar hoe ga je dat doen met een wenjaar, dat met een forse vertraging een half wenjaar is geworden.
Tja, en nog voordat het wenmomentje is bekeken en/of beoordeeld, heeft het onlangs aangetreden college al besloten om met een aantal essentiële (nader in te vullen) wijzigingen te komen, dus op naar alweer een bijzondere ziekenhuisontmoeting.
Een man van middelbare leeftijd kwam midden in de nacht hoestend en proestend binnen.
Zijn zoon die hem had gebracht, kreeg op dat moment al instructies om zijn moeder niet een op een over alles te informeren.
In de ochtend maakten we kennis, dat wil zeggen dat de namen werden uitgewisseld, en waarbij hij ook vooral kenbaar maakte geen corona te hebben.
In de loop van de dag kwam zijn vrouw op bezoek, die stelde heel veel vragen en kwam er op dat moment achter dat hun zoon niet alles had verteld.
Tja, en dat kwam dus door de instructies van haar man, die zijn vrouw meende te moeten sparen, maar haar dus eigenlijk niet serieus nam. Na haar vertrek had ik al heel snel een uitbrander te pakken.
Hij was moe, hij wilde even slapen en hij had “last” van mijn app-verkeer.
Twee binnenkomende appjes op het nieuws dat mijn hersenscan goed was uitgepakt.
Een uitslag waarop ik overigens al de hele dag had zitten wachten.
Zijn egocentrische gedrag kwam pas echt tot uiting in de daaropvolgende nacht.
Het bleek een uiterst “onrustige” slaper te zijn.
Daarnaast liet hij alles uit zijn handen vallen of stootte hij overal tegenaan, dus iedere keer schrokken we door hem weer wakker.
Zelf was ik er even uit geweest voor een kleine sanitaire stop, ik lag inmiddels weer lekker in bed, toen ik door hem werd aangesproken met de woorden: “Hey jij, bel jij de zusterspost even”, en op dat moment heb ik me heel bewust slapende gehouden.
Ten eerste omdat ik een naam heb, die was bij hem bekend en die had hij kunnen gebruiken en ten tweede omdat ik geen hondje ben wat je te pas en te onpas kunt commanderen.
Pas later in de ochtend bleek wat eraan de hand was, de alarmknop had hij eerst uit zijn handen laten vallen, en daarna volgde ook de plasfles met inhoud.
Het was bij hem dus een zeiknatte boel geworden.
Jammer, maar helaas voor hem.
Overigens werd het hoesten en proesten van hem ook niet meer vertrouwd.
Er volgde, naar achteraf bleek, een tweede coronatest, en de uitslag daarvan was positief, waarna er weer een discussie plaatsvond of, zo ja, hoe en wie zijn vrouw zou informeren.
Dat loste zich min of meer vanzelf op omdat zij die ochtend belde.
Even daarna werd de man opgehaald door twee verpleegkundigen van de covid-afdeling.
Hij en de spullen van hem op het bed werden met een laken toegedekt (ter voorkoming van verdere verspreiding van het virus) waarbij hij tijdens zijn vertrek zei te hopen dat hij niet op zijn buik zou eindigen.
Gedag zeggen kwam in zijn woordenboekje blijkbaar niet voor.
Tot later.
Comments
This post currently has no comments.