Opdat we niet vergeten: Stijntje Lusse
Stijntje Lusse werd op 3 augustus 1880 geboren en was de dochter van Joseph David Lusse en Rachel West. Op 15 oktober 1902 trouwde ze in Rotterdam met Salomon Rozendaal, geboren in 1877. Over hem is niet veel bekend. In 1903 werd hun eerste kind geboren, Jacob Rozendaal. Hij stierf toen hij nog maar èèn jaar oud was. Henri Rozendaal, hun tweede zoon, overleed in 1929 op 24 jarige leeftijd. Joseph Jacob was de derde zoon van Stijntje en Salomon. Na een huwelijk van 32 jaar overleed Salomon op 21 januari 1934.
In 1942 woonde ze in de Van Speijkstraat .Stijntje handelde na het overlijden van haar man in kousen, garen en band. Deze producten probeerde ze ook buiten Rotterdam te verkopen. Ze ging er mee van deur tot deur. Levensgevaarlijk, want joden mochten niet meer reizen. Dat was ook de reden waarom Stijntje bewust de Jodenster niet droeg als zij met haar handel onderweg was. Op 3 Mei 1942 was het zichtbaar dragen van deze ster op kleding door de Duitsers verplicht. Wie deze regel niet naleefde, riskeerde een zware straf.
Op vrijdag 17 Juli 1942 ging Stijntje in Bolnes langs de deuren met haar garen, kousen en band. Aan het einde van de ochtend at zij haar boterhammen en een kopje soep in het schaftlokaal van scheepswerf Boele. Dat deed zij wel vaker als zij in Ridderkerk was. Na de lunch wilde Stijntje nog vlees kopen om mee naar huis te nemen en ging naar de slagerij van Teunis van den Oever in Bolnes.
Op het moment dat Stijntje de slagerij binnen wilde gaan, was Van den Oever in gesprek met kapper Lighaam en Arie den Breejen. Den Breejen , die men in de buurt ook wel de bijnaam ‘Koekoek’ had gegeven omdat hij als kind altijd met z’n mond open zat, was krantenbezorger en lid van de NSB ( De Nationaal Socialistische Beweging was voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een politieke partij. Meer dan eens werden mensen waarvan bekend was dat ze NSB’er waren vaak terecht verdacht van het verraden van onderduikers, Joden en verzetsmensen aan de bezetter. Zo konden de Duitsers veel mensen oppakken, doden of naar concentratiekampen sturen. Geen enkel land kende (verhoudingsgewijs) zoveel NSB’ers als Nederland.)
Teunis zag van achter de toonbank Stijntje bij zijn winkel aankomen. Ze was vaste klant bij hem. Teunis had afgesproken dat hij met een handgebaar altijd duidelijk zou maken als het niet veilig was.
Van den Oever maakte die ochtend het gebaar maar Stijntje zag dit niet en stapte niets vermoedend de winkel binnen. ‘Koekoek ‘ herkende Stijntje direct en snauwde dat zij als Jodin helemaal niet in deze winkel mocht komen en dat ze in overtreding was, ze droeg geen ster op haar jas. Arie verliet hierna snel de slagerij en waarschuwde de politie. Slager Van den Oever zei dat Stijntje zo snel mogelijk moest vluchten en de kant van IJsselmonde op moest gaan en zeker niet naar Ridderkerk want dan was de kans veel te groot dat zij onderweg de politie tegen zou komen.
Stijntje dacht dat Arie haar niet zou verraden. Ze verliet de winkel met vlees wat ze gekocht had met 14 distributiebonnen. Snel daarna kwam Arie terug in de slagerij. Hij ging flink tekeer tegen Teunis Van den Oever en zei dat hij hoopte dat ze ‘dat oude wijf’ snel zouden oppakken. Ook bedreigde hij de slager. ‘Ik mag hopen dat je haar geen vlees hebt verkocht, anders ben jij ook de sigaar!’
Inmiddels was de politie van Ridderkerk op zoek naar Stijntje. Hoofdagent Huibert van Leeuwen kwam op de motor naar Bolnes. Ook agent Dusschooten was op pad gestuurd. Onderweg trof Van Leeuwen Stijntje op straat aan. Op de Ringdijk werd ze gearresteerd en voor verhoor meegenomen naar het politiebureau in Ridderkerk. Hier werd proces verbaal opgemaakt. ‘Bedoelde Jodin was gekleed in een mantel en droeg daarop niet de verplichtte Jodenster. Tevens bleek zij in het bezit te zijn van een retourkaartje van de Openbare Autobusdienst zodat zij tevens ongeoorloofd gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer ( in die tijd mochten Joden niet meer met de bus reizen ). Genoemde Jodin trachtte tevens op voornoemd tijdstip bij een slager in Bolnes vlees te kopen, terwijl haar dit als Jood verboden is. Voorts bleek zij geen geldig persoonsbewijs bij zich te dragen.’
Daarna moest Stijntje onder begeleiding van agent Dusschooten met de bus van Ridderkerk naar Rotterdam.
De bus passeerde ’s middags Teunis Van den Oever. Hij stond toevallig in de deuropening van zijn slagerij en zag de bus voorbij komen. Van den Oever merkt op dat Stijntje samen met de agent in de bus zat. Onopvallend voor haar bewaker probeerde ze Van den Oever met een klein handgebaar nog te groeten.
In Rotterdam werd ze op het politiebureau Haagseveer vast gezet. Dit politiebureau werd gebruikt om politiek gevangenen op te sluiten. Van Rotterdam werd ze doorgestuurd naar de strafgevangenis in Scheveningen.
Daarna is het moeilijk na te vertellen wat er precies is gebeurd. Uit wat verhalen en losse aantekeningen is geprobeerd te reconstrueren waar Stijntje heen ging. Waarschijnlijk is zij vanuit Den Haag op transport gesteld naar kamp Ravensbrück, waar zij om het leven is gekomen.
In de buurt van Fūrstenberg, Duitsland, lag kamp Ravensbrück. In dit concentratiekamp werden voornamelijk vrouwen ondergebracht.
Tussen 1939 en 1945 werden 132.000 vrouwen en kinderen, 20.000 mannen en 1000 vrouwelijke tieners als gevangene geregistreerd. De gevangenen, onder wie Roma, Sinti, politieke gevangenen, verzetsstrijders en Joden, kwamen uit veertig landen. Er werden negenhonderd Nederlandse vrouwen gevangen gehouden, onder wie vijfenzeventig met een Joodse achtergrond. De vrouwen werden ingezet als dwangarbeider.
Tussen de 20.000 en 30.000 gevangenen zijn daarbij omgekomen. Andere bronnen spreken van 90.000 tot 92.000 slachtoffers. Zij kwamen om door executies, honger of ziekte of als gevolg van medische experimenten.
Bron : o.a Joods monument , Stichting Oud Ridderkerk en Jewisch Virtual Library
Comments
This post currently has no comments.