Opdat we niet vergeten: De oorlog was nooit ver weg
Mijn oma was 21 jaar, net getrouwd en had haar eerste kind gekregen toen de oorlog uitbrak. Zij woonde in Blijdorp in Rotterdam. Zij had haar man ontmoet op het Kipbruggetje over de Coolsingel. In de tijd dat de Coolsingel, Blaak en de Schie nog water waren.
De oorlog heeft hun leven gevormd. Ze hadden levendige herinneringen aan de landing van de Duitse parachutisten op 10 mei en natuurlijk aan het bombardement en de branden en rookwolken na 14 mei 1940. Aan de ravage en de dieren uit de Diergaarde die ontsnapt waren. Gedurende de Tweede Wereldoorlog schuilden zij tijdens honderden luchtaanvallen op Rotterdam. Daar droomden ze jaren later soms nog van. En van goed eten. Want eten was er niet. Eten werd gehaald door opa op de fiets, hij fietste op het laatst tot in Friesland. En alle mooie spullen, dekens en kleding die ze hadden gekregen bij hun trouwen werden geruild voor voedsel. Toen ze zwanger werd moest een laken worden opgeofferd voor een positiejurk.
Het jonge stel leerde zwijgen en kreeg harde lessen over moed, vertrouwen en verraad in de straat. Ze namen in stilte afscheid van verdwenen vrienden en buren.
Als kleinkind leerden we dat er altijd voorraad moet zijn in de kelderkast, meer dan genoeg voor je weet maar nooit. En we leerden dat als je moest schuilen dat dan onder de trap het sterkste deel van het huis was. Mijn grootouders kochten nooit Duitse producten en keken niet naar Duitse televisie. Maar ’t was niet helemaal zwart wit. Zo hoorden wij dat die Duitsers niet deugen maar dat die Duitse soldaat die aan bonkte omdat een van de kinderen de verduistering opzij had gedaan eigenlijk maar een knulletje was die ‘zo gezien te jong en ook niet blij was met waar hij was’.
Mijn oma liep in de oorlogsjaren altijd met de kinderen door de stad want dan laten ze je toch meer met rust. En onderweg zagen zij veel. Zo wees zij mij later aan waar zo maar mannen in Rotterdam gefusilleerd waren, wat er met meisjes en vrouwen gebeurde en hoe ze erbij lagen. Het waren levendige en beangstigende verhalen. Het Hofplein voelt daardoor niet als een veilige plek. En zo zijn er meer plekken die door familieverhalen beladen zijn.
Het werd nog zwaarder voor oma toen opa bij de razzia in november 1944 opgepakt werd en naar Duitsland werd vervoerd. De onzekerheid was groot. De Hongerwinter brak aan en de kinderen huilden van de honger. Er was niets meer te ruilen of te verkopen. Mijn vader zei op hoge leeftijd dat hij hoopte nooit meer bloembollen of stijfsel te hoeven eten. Hoe dankbaar ze toen ook ervoor waren. Hij was het oudste kind en leerde rap om hout te sprokkelen, takken hakken in het Vroesenpark en eten en van alles te ritselen. Hij leerde over het recht van de sterkste, z’n mond houden en niet te huilen. Het leven was hard. Hij was gefascineerd en bang voor de vliegtuigen en de wapens. Hij heeft jarenlang oorlogsboeken verzameld alsof hij probeerde het hoe en waarom van de oorlog te bevatten.
Opa ontsnapte en liep vanuit Zuid Duitsland terug en overviel onderweg een Duits voedseldepot. Wat een vreugde was dat weerzien in Rotterdam.
Opa en oma gaven mee dat het leven een kwetsbaar geschenk is, dat niets komt aanwaaien, dat iedereen gelijk is en bovenal dat dit nooit meer mocht gebeuren! Weet dat veel mensen deugen maar ook dat mensen kunnen veranderen in onvoorstelbare beesten.
Als oma zou horen wat er nu door sommigen in het parlement wordt gezegd zou ze hen met de handtas erachter vandaan slaan…. Dat namelijk nooit meer!
Arianne Ripmeester
Comments
This post currently has no comments.